Als Frank Nieuwenhuis rond zijn zevende jaar van Overvecht naar de Twijnstraat verhuist, heeft zijn vader net de bruine kroeg van de vorige eigenaar overgenomen. Het gezin Nieuwenhuis woont vanaf dat moment boven de Stichtse Taveerne. Onder zijn leiding transformeert de zaak van biljarterscafé naar spelletjescafé.
“Iemand schoot een bal van de biljarttafel af. Hij loopt er achteraan, de bal rolt door. Hij rolt zo over de rand, valt naar beneden en rolt verder het water in. Op die manier zijn er nu al twee biljartballen in de Oudegracht beland. Dan sta je toch even raar te kijken.” Frank Nieuwenhuis groeide praktisch op in de kroeg, waar hij vanaf zijn zestiende langzaamaan ook begon te werken. Hij was goed in biljarten en speelde zelfs een tijd bij het Nederlands jeugdteam. “Ik had wel talent, maar geen discipline.” Het café kwam in handen van het gezin Nieuwenhuis omdat de vorige eigenaar van de trap viel en zijn rug brak. Voordat het een horecagelegenheid werd, zat er op de Twijnstraat 42 een knopenfabriek.

Lastige zaken
Frank nam het stokje over van zijn vader, die vorig jaar overleed. Op dat moment hadden vader en zoon al geen contact meer met elkaar. Het was geen geheim dat die relatie een aardige deuk had opgelopen. “Het kwam door zijn omgang met mij. Nooit een compliment, altijd commentaar. Hij was nors. Het ging niet alleen om de ouder-kindrelatie, want we hadden ook nog met de zaak te maken waarop we allebei een totaal andere visie hadden. Familiebedrijven zijn de lastigste zaken die er zijn.”
Toch kan Nieuwenhuis net als zijn vader ook een beetje halsstarrig zijn. “Van mijn vader meegekregen natuurlijk”, grapt hij. Onlangs heeft hij eindelijk een pinapparaat laten installeren en dat was naar eigen zeggen de beste beslissing die hij de afgelopen jaren heeft genomen. “Een eigenschap die ik mijn vader altijd verweet, is dat hij bij zijn punt bleef, dat hij niet kon innoveren. Inmiddels herken ik dat nu, dan moet ik mezelf wakker schudden.”
Zeventig spellen
De vader van Frank had de zaak opgebouwd tot iets waar hij zelf tevreden mee was, maar Nieuwenhuis was van mening dat de zaak moest meebewegen met de tijd. “Dat stak hem. Hij had zijn ziel erin gestopt en ik moest ervan af blijven. We hebben het er niet meer over kunnen hebben, maar mijn gevoel zegt dat daar ons probleem lag.” Voor zijn gevoel breidde het aantal kroegen in Utrecht razendsnel uit, van een stuk of tien naar wel honderd. De veranderingen die Nieuwenhuis in de markt zag, deed hem ertoe bewegen in het café meer spellen aan te bieden dan alleen biljart. Hij begon met een paar schaakborden en backgammon, maar vandaag de dag liggen er wel zeventig spellen in de kast. “Je hoeft niet thuis af te spreken voor een potje Risk, je kunt het ook in de kroeg doen.” Hij knipt met zijn vingers en schiet in de lach: “Je hoeft alleen maar dit te doen en je hebt er een biertje en bitterballen bij!”
Hij wil geen dartcafé zijn, geen biljartcafé en geen studentenkroeg. “Er moet een soort evenwicht zijn, ik waak ervoor dat het een mix blijft.” En dat is volgens de barkeeper de kracht van de Stichtse Taveerne. “Alles loopt door elkaar en niemand ergert zich aan andere groepen. En als je toch vervelend wilt doen, dan ga je maar naar de binnenstad. Wij werken hier met veel plezier en dat willen we graag zo houden.” De dag dat de ‘Stichtse’ beveiligd moet worden, is de dag dat Nieuwenhuis opstapt.
Het gekkenhuis
Eigenlijk herinnert Nieuwenhuis zich maar een tragisch voorval in de kroeg. Een vrouw van middelbare leeftijd stak zichzelf in brand op het toilet van de Stichtse Taveerne. “Toen noemden we de instelling hierachter nog een gekkenhuis. Er zaten mensen die echt niet goed in hun hoofd waren.” De vrouw had een fles terpentine meegenomen waarmee ze zichzelf had overgoten. Vervolgens stak ze zichzelf aan. “Ik rook het. Het vuur was vrijwel direct gedoofd, maar toch. Ik trok de deur open. Er plakte kleding vast aan haar huid. Ik ben met de vrouw naar het politiebureau gerend. Later kreeg ik te horen dat ze was gestorven.”
Nieuwenhuis was een jaar of 24 toen het incident plaatsvond. Sinds die tijd is er in de buurt veel veranderd. Het toenmalige politiebureau werd het Louis Hartlooper Complex en het gesticht in de Agnietenstraat kent nu een ander type gezondheidszorg. “Wat ik merk is dat er in de Twijnstraat steeds minder echte winkels overblijven. Mensen komen wel hun boodschappen doen bij de Albert Heijn, maar dat is doelgericht. Winkeltjes in en uit lopen, dat gebeurt minder en dat vind ik jammer.” En er is veel horeca bijgekomen.
Traditionele horeca
Het leukste aan kroegbaas zijn, vindt hij het achter de bar staan. “Dat is mijn werk al bijna dertig jaar. Ik ben een vakman. De oude, klassieke horecamannen als ik, die zijn er nog maar weinig.” Utrecht kent wat dat betreft een community van traditionele horecalui. Hij herinnert zich het buiten spelen nog met Ron Netto, een goede vriend van hem, tevens eigenaar van ‘t Pandje. Ook Jos de Winter van de Dikke Dries is een bekende. “We hoeven het elkaar niet uit te leggen, we weten allemaal hoe het werkt. En over twintig jaar is het allemaal weg. De traditionele horeca verdwijnt. Maar dat geeft niet. De wereld verandert nu eenmaal, en wie weet is de bruine kroeg over dertig jaar weer helemaal hip.”
Leuk verhaal, mooie foto’s